Er is een gezegde binnen karate dat je elke kata een jaar lang moet bestuderen. Dit betekent niet alleen op alleen de bewegingen perfect uitvoeren, wat je misschien zou denken. Iedere kata behandelt namelijk scenario’s van aanvallen en verdedigingen, waarbij een beweging lang niet altijd een voor de hand liggende uitleg heeft. Een draai gecombineerd met een laag blok kan bijvoorbeeld worden uitgelegd als een verdediging tegen een schop van achteren. Maar je zou ook kunnen zeggen dat je de tegenstander met een heupworp (draai) naar de grond trekt (laag blok).

Het interpreteren van de toepassingen van de kata wordt in het Japans “bunkai” genoemd. Bunkai betekent ‘in stukjes knippen’ en dat is ook letterlijk van je doet bij de interpretatie: verschillende technieken worden bij elkaar genomen en geoefend met een partner. Hierbij moet gezegd worden dat er niet 1 juiste interpretatie is: de kata zijn in de loop van de tijd dusdanig gestileerd, dat de oorspronkelijke betekenis van een beweging of groep bewegingen vaak niet meer bekend is.

Je kunt je voorstellen dat je op zo’n manier (de bewegingen zelf correct en dynamisch uitvoeren én de interpretatie met een partner oefenen) wel een jaar aan één kata bezig kan zijn. De basiskata kunnen op deze manier worden gezien als een heel gevechtssysteem en de hogere kata voegen hier elk hun eigen vechtsysteem of aanpak aan toe.

Karate wordt veelal gezien als een verdedigingskunst met de nadruk op trappen en stoten. Veel van de bewegingen in de kata’s zijn echter veel logischer uit te leggen als klemmen en/of worpen. Voor dangraadhouders is het dan ook heel nuttig om eens te gaan ‘buurten’ in de meer worstel-gerelateerde budo varianten als Judo, Aikido of Jiu Jitsu. Het is voor de dan examens een belangrijke eis om samen met een partner een logische interpretatie van een zelfgekozen kata te laten zien.